Vogeltrek
Onderstaande tekst komt uit Dagboek voor natuurliefhebbers van Jaap Oosterhuis. Het zijn vier dagen uit de maand oktober over vogeltrek.
Oktober is een maand waarin heel veel vogeltrek plaatsvindt, het is mijn favoriete maand om naar (trek)vogels te kijken. Met een niet te harde wind uit het zuiden of zuidoosten kun je in deze tijd van het jaar grote aantallen trekkende vinken, kepen, veldleeuweriken en lijsters zien. In sommige jaren trekken ook veel mezen door. Graspiepers vliegen nu ook in grote aantallen naar het zuiden, evenals goudplevieren en spreeuwen.
Vogeltrek is een fascinerend gebeuren waar al heel veel onderzoek naar is gedaan, maar wat nog vele geheimen kent. Het is elk jaar weer een prestatie van formaat dat al die vogels hun reis van hun broedgebieden naar de overwinteringsgebieden en omgekeerd weten te volbrengen. Kijkend naar trekvogels besef ik altijd weer dat ikzelf ook een reiziger ben. Deze wereld is niet mijn eindbestemming, ik ben onderweg naar het land voorbij de horizon, het Koninkrijk van God. De pelgrimsreis die ik in dit leven moet volbrengen is uitdagend, onderweg zijn er gevaren en hindernissen. De reis kan voor mijn gevoel lang duren, soms voel ik me moe. Maar al die vogels die jaarlijks door weer en wind hun reis tot een goed einde weten te brengen, stimuleren mij om vol te houden, om vrolijk en onbevangen onderweg te blijven en niet op te geven.
Genade en glorie schenkt de HEER, zijn weldaden weigert Hij niet aan wie oprecht hun weg gaan. (Ps. 84:12)
Hoe vinden trekvogels de juiste weg? Stel dat ze onderweg door slecht weer uit koers raken, hoe kunnen ze zich dan heroriënteren? Vogeltrek is een onderwerp van veel studie geweest. Er zijn aanwijzingen dat vogels gebruik maken van landschapskenmerken zoals kustlijnen, gebergten, rivieren en zelfs snelwegen. Maar trekvogels oriënteren zich ook aan de hand van de stand de zon of de sterren. Daarnaast is aangetoond dat ze het aardmagnetisch veld waarnemen en zelfs gebruik maken van geluiden. Vogels kunnen bijvoorbeeld de zee horen en aan de hand daarvan hun positie en richting bepalen. Onderzoek heeft ook aangetoond dat vogels onweer op grote afstand kunnen horen en zodoende kunnen vermijden tijdens hun reis. Sommige vogels schijnen zelfs hun reukzin te gebruiken tijdens de trek, dit is bijvoorbeeld aangetoond bij kleine mantelmeeuwen die de Oostzee op grote afstand kunnen ruiken.
Een deel van de kennis die vogels nodig hebben, moet zijn overgeërfd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de koekoek waarvan de oudere vogels eerder wegtrekken dan de jongen. Andere vogels leren de juiste trekrichting van hun ouders. Kortom, het vinden van de juiste weg gaat op heel veel verschillende manieren. Voor de vogel zelf is de belangrijkste vraag echter niet hoe hij de juiste weg vindt, maar óf hij de juiste weg vindt.
Zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij op de weg die eeuwig is. (Ps. 139:24)
Voor trekvogels hangt het bereiken van hun bestemming in belangrijke mate af van hun voeding. Ze lijken aan te voelen hoeveel ‘brandstof’ ze voor hun reis mee moeten nemen, waarbij ze enerzijds niet te zwaar mogen zijn tijdens het vliegen, maar anderzijds wel genoeg reserve moeten hebben om hun bestemming te halen. Het is fascinerend dat ze die afweging kunnen maken tijdens het eten.
Voordat vogels op reis gaan moeten ze ‘opvetten’ zoals dat heet, maar ook tijdens de trek moeten ze van tijd tot tijd bijtanken. Tijdens de trek veranderen vogels soms van voedselstrategie. Zo eten veel zangvogels tijdens de najaarstrek bessen, ook uitgesproken insecteneters kiezen daar soms voor. Ze vetten er minder van op, maar bessen bevatten snelle suikers waar de vogels weinig moeite voor hoeven doen en waar ze de nodige kilometers op kunnen maken. Zo zag ik een keer een grasmus die aan het einde van de zomer bessen van de wegedoorn at. In Amerika schijnen boerenzwaluwen (dezelfde soort als de Europese) voorafgaand aan de herfsttrek ook tijdelijk op het eten van bessen over te stappen.
Gelovigen zouden zich moeten realiseren dat ook voor hen de juiste voeding van levensbelang is als ze hun pelgrimsreis tot een goed einde willen brengen.
U moet geen moeite doen voor voedsel dat vergaat, maar voor voedsel dat blijft en eeuwig leven geeft; de Mensenzoon zal het u geven. (Joh. 6:27)
Vogels zijn tot indrukwekkende vliegprestaties in staat, doordat ze een uniek ademhalingssysteem hebben. Het is zo opgebouwd dat er een continue luchtstroom is in één richting. Ze hoeven dus niet in en uit te ademen zoals wij dat gewend zijn en nemen zuurstof veel efficiënter op. Hierdoor kunnen ze lang aan één stuk door vliegen op een hoge snelheid, zelfs op grote hoogte waar de lucht ijler is.
Zoals trekvogels afhankelijk zijn van een continue stroom zuurstof door hun lichaam, zo kunnen gelovigen niet zonder de heilige adem van God. Psalm 103 zegt dat we leven op de adem van Gods stem. Bidden is je daarvoor openstellen, het wordt ook wel eens vergeleken met ademhalen.
Pelgrims onderweg kunnen niet zonder gebed. Paulus schrijft in een van zijn brieven zelfs dat we moeten bidden zonder ophouden (1 Thessalonicenzen 5:17). Dat laatste betekent wat mij betreft niet dat we zo lang mogelijk moeten proberen te bidden, Jezus zelf heeft ons immers verzekerd dat het geheim van bidden niet afhangt van het aantal woorden dat we gebruiken. Maar of je nu kort of lang bidt, laat het een dagelijkse gewoonte zijn om je handen te vouwen, om zo in contact te blijven met de heilige adem van God. Zoals onze Schepper de vogels een bijzonder ademhalingsstelsel gaf, gaf Hij mensen handen om te vouwen.
Overdag bewijst de HEER mij zijn liefde, ’s nachts klinkt een lied in mij op, een gebed tot de God van mijn leven. (Ps. 42:9)
Mogelijk bent u ook geïnteresseerd in:
Over marleenkorsaan
Bekijk alle berichten van marleenkorsaan (16)Reacties zijn gesloten.